3. Hoofdonderwerpen en Lessen uit Soerah Aali ‘Imraan

Bron blog imamghazali.org

AYAT 1-9
Allah vestigt onmiddellijk Zijn volmaakte eigenschappen en de openbaringen die Hij aan de mensheid heeft gezonden, en benadrukt dat men ze allemaal moet accepteren om werkelijk te geloven en zichzelf te redden van bestraffing. Hij verduidelijkt ook dat Hij bepaalt hoe mensen worden geschapen, en dit vormt een voorbode van de wonderbaarlijke scheppingen van Adam, Yahya en ‘Isa, die later genoemd zullen worden.

Nadat Zijn eigenschappen en Boeken zijn bevestigd, richt Allah onze aandacht op hoe deze boeken geïnterpreteerd moeten worden. Hij waarschuwt tegen bepaalde groepen die zich richten op dubbelzinnige verzen en daarop hun theologie bouwen. Dergelijke interpretaties gaan in tegen de realiteit die Allah heeft vastgesteld: de ware basis voor de interpretatie van het Woord van Allah moet de duidelijke en ondubbelzinnige verzen zijn. Het vasthouden aan de dubbelzinnige verzen komt voort uit een onevenwichtigheid in iemands hart, die alleen genezen kan worden door zich tot Allah te wenden.

AYAT 10-22
Voordat Allah de misvattingen van de Lieden van het Boek bespreekt, laat Hij eerst zien dat succes alleen bereikt kan worden door in Hem te geloven. Bovendien maakt Hij duidelijk dat elk voordeel dat voortkomt uit ongeloof nooit bescherming zal bieden tegen Zijn bestraffing. Hij noemt het lot van de Farao en de slag bij Badr als voorbeelden van hoe materiële macht altijd overwonnen wordt wanneer deze zich verzet tegen de kracht van geloof en de hulp van Allah. De verlokkingen van wereldse genoegens kunnen niet eens vergeleken worden met de geneugten van het Hiernamaals. Degenen die het leiderschap van Allah verwerpen, zullen dan ook zowel in dit leven als in het Hiernamaals een groot verlies lijden.

Nadat Allah de werkelijkheid van de ongelovigen heeft toegelicht, bespreekt Hij vervolgens de realiteit van de gelovigen, hun kenmerken, hun overtuigingen en de ware religie.

AYAT 23-32
Daarna richt Allah onze aandacht op de Lieden van het Boek en hoe zij vermijden verantwoording af te leggen op basis van hun eigen Boek, wat wijst op het gebrek aan geloof dat zij hebben in hun eigen geschrift. Dit gedeelte impliceert dat de Lieden van het Boek terughoudend zijn om de volledige leiding ervan te omarmen, omdat zij vrezen dat dit hen zou verhinderen hun macht te behouden. Dergelijke daden zullen in het Hiernamaals geen enkel voordeel opleveren, omdat Allah in het Hiernamaals recht zal doen aan degenen die in deze wereld Zijn leiding hebben verworpen.

Allah heeft volledige controle over wie macht verkrijgt en wie deze verliest, net zoals Hij de dag en de nacht, en het leven en de dood beheerst. Geen enkele vorm van misleiding blijft voor Allah verborgen. Dus ongeacht beweringen van liefde voor Allah, zal elke poging om de ongelovigen te volgen uiteindelijk op een tragisch einde uitlopen. Daarentegen zullen degenen die de Profeet Mohammed ﷺ volgen, de ware liefde van Allah verkrijgen, omdat hij de leiding van Allah vertegenwoordigt. Het gehoorzamen van hem is dan ook gelijk aan het gehoorzamen van Allah.

AYAT 33-63
Nu de basis is gelegd met betrekking tot de realiteit van geloof en ongeloof, legt Allah de ware verhalen van profetische afstammingen uit, in het bijzonder de familie van ‘Imran. Deze familie staat centraal in de theologische misverstanden binnen de joods-christelijke gemeenschappen.

Door deze verzen verduidelijkt Allah hoe Maryam werd verwekt en haar relatie met profeet Zakariyya. Bovendien geven deze verzen bepaalde details over haar wonderen en de overeenkomsten tussen de geboorten van Yahya, ‘Isa en Adam. Allah beschrijft, op ondubbelzinnige wijze, de wonderen van ‘Isa als een menselijke boodschapper, net zoals degenen vóór hem. Hij benadrukt ook zijn persoonlijke geloof in Allah, en hoe Allah hem heeft verheven en hem zal bevrijden van degenen die hem hebben gebruikt om hun ongeloof in Allah te rechtvaardigen.

Op dit punt presenteert Allah het bewijs van het verhaal van profeet ‘Isa zo duidelijk, dat Hij profeet Mohammed ﷺ opdraagt om de mensen van Najran uit te dagen door samen met hen en hun families Allah aan te roepen en Hem te vragen de leugenaar te vervloeken. Dit is de meest krachtige uiting van waarheid die mensen die beweren in Allah te geloven, kunnen maken. Deze uitdaging onthult ook het gebrek aan vertrouwen dat de mensen van Najran hadden in hun eigen overtuigingen over ‘Isa.

AYAT 64-83
Nu de theologische kwesties zijn behandeld, moedigt Allah de moslims aan om de beste aanpak te hanteren bij het uitnodigen (da‘wah) van de Lieden van het Boek. Hij leidt hen naar het vinden van gemeenschappelijke grond in het geloof in Allah en moedigt hen aan om zich te richten op de religieuze erfenis van profeet Ibrahim. Hier begint Allah de christenen direct aan te spreken, hen aansporend om zich te houden aan gezond verstand en hen ondervragend over hun onwil om Zijn tekenen te accepteren. Hij legt ook hun hypocrisie en hun plannen om gelovigen te misleiden en te bedriegen bloot.

AYAT 84-91
Ten slotte beveelt Allah ons om vast te houden aan de religie van onderwerping aan Allah (Islam), zoals het geloof was van alle profeten die Hij in het verleden heeft gezonden. Hij waarschuwt ons ook om geen enkel pad te volgen dat ons wegleidt van Zijn leiding. In duidelijke bewoordingen beschrijft Allah de verschrikkelijke gevolgen voor degenen die blijven volharden in hun duisternis en onderdrukking van zichzelf.

Echter, redding is altijd beschikbaar voor degenen die ervoor kiezen om naar Hem terug te keren en hun wegen te verbeteren. Uiteindelijk zullen de grootste spijtgevoelens zijn voor degenen die Allah ontmoeten in een staat van ongeloof. Het zijn deze mensen die geen enkele bescherming zullen hebben tegen de bestraffing zodra hun tijd is verstreken. Alleen in deze wereld kan men alles wat hem dierbaar is opofferen om rechtschapenheid te bereiken.

AYAT 92-99
Nu Allah de belangrijkste historische en theologische zaken uitgebreid heeft uitgelegd, richt Hij zich tot de Lieden van het Boek en spoort hen aan om te leren van de ervaringen van de Kinderen van Israël. Zij beperkten hun eigen wetten onnodig en verdraaiden zo de religie van Allah.

In contrast met de Kinderen van Israël beschrijft Allah de weg van profeet Ibrahim als een symbool van de ware religie. Hij benadrukt ook het universele karakter van zijn profeetschap, de Ka‘ba en de station van Ibrahim, zaken die zowel de Kinderen van Israël als de christenen zouden moeten erkennen. Daarom vraagt Allah, op retorische wijze, waarom zij deze tekenen verwerpen en mensen verhinderen het juiste pad naar Allah te volgen.

AYAT 100-120
Voortbordurend op het vorige deel, waarschuwt Allah de gelovigen tegen het gehoorzamen van bepaalde groepen onder de Lieden van het Boek. Hij herinnert ons eraan dat we al een Boodschapper hebben met goddelijke leiding in de vorm van de Koran. Daarnaast spoort Hij ons aan om ons geloof vast te houden tot onze dood.

Het is hier belangrijk om op te merken dat deze leiding niet volledig is als het slechts op individuele basis wordt gevolgd. Daarom adviseert Allah ons om als gemeenschap vast te houden aan de Koran, en niet als gescheiden groepen. Hij vraagt ons om verenigd te blijven onder dezelfde leiding. Dergelijke solidariteit zal ons de kracht geven om standvastig te blijven onder de druk van de ongelovigen. Bovendien moeten we gezamenlijk werken aan de verbetering van de mensheid door het goede te bevelen en het kwade te verbieden. We moeten ons realiseren dat verlichting en genade in het Hiernamaals afhangen van onze toewijding aan het geloof.

Dit is exact dezelfde opdracht die Allah heeft opgelegd aan de Kinderen van Israël en de christenen, maar de meesten van hen hebben zich er niet aan gehouden. In plaats daarvan verwierpen zij het geloof en probeerden zij hun boodschappers te doden – waaronder profeet Mohammed ﷺ. Een minderheid van hen heeft echter de leiding van profeet Mohammed ﷺ geaccepteerd en volgde de religieuze richtlijnen die in de openbaring van de Koran zijn vastgelegd.

Met al deze realiteiten in gedachten, beveelt Allah ons om geen vertrouwen te stellen in degenen die vijandigheid tegen ons hebben getoond. Daarnaast herinnert Allah ons eraan dat ware bescherming alleen van Hem komt, en dat onze taqwa ons uiteindelijk zal redden van de listen van onze vijanden. Als bewijs hiervan noemt Allah de Slag bij Badr, waarin Hij de gelovigen overwinning gaf door engelen te sturen om hen te ondersteunen en te beschermen. Tot slot benadrukt Allah opnieuw dat Hij de uitkomst van alles bepaalt, en dat er daarom geen reden is om ons tot iemand anders dan Hem te wenden voor leiding.

AYAT 121-148
Zelfs als de gelovigen de verleiding weerstaan om zich toe te vertrouwen aan de Lieden van het Boek, kunnen zij alsnog in dezelfde valkuilen terechtkomen als de geloofsgemeenschappen die hen voorgingen. Daarom verschuift de focus van deze verzen tijdelijk naar de praktijken die tot de ondergang van de gelovigen kunnen leiden, iets wat koste wat het kost vermeden moet worden.

De eerste kwestie betreft het vermijden van het handelen in rente, een onderwerp dat uitvoerig werd besproken aan het einde van Soerah al-Baqarah. Het herhalen van dit onderwerp benadrukt de ernst ervan. Net zoals liefdadigheid werd genoemd als tegenmaatregel tegen rente, wordt het hier opnieuw genoemd in combinatie met vergeving en het zoeken van vergiffenis als een middel om het Paradijs te bereiken. Allah spoort ons aan om te observeren hoe de voorgaande naties op de proef werden gesteld, zodat wij kunnen leren van de gevolgen van hun daden. Deze lessen laten ons ook zien wie uiteindelijk slaagde en op de waarheid stierf, aangezien Allah ons op dezelfde manier zal testen.

Van daaruit leidt Allah ons naar een van de grootste beproevingen van het geloof: de aankomende dood van de Profeet ﷺ. Hij instrueert ons dat wij niet mogen handelen zoals degenen vóór ons, die bij de dood van hun profeet in extremen vervielen, door hem een hogere status toe te kennen dan die van een boodschapper of door het geloof geheel te verlaten. In plaats daarvan toont Allah ons het voorbeeld van degenen die standvastig bleven en hulp zochten in tijden van dood en tegenspoed. Dit waren de ware mensen van uitmuntendheid.

AYAT 149-172
Opnieuw benadrukt Allah dat de gelovigen zich niet moeten laten misleiden door de ongelovigen, maar in plaats daarvan op Hem als hun Redder moeten vertrouwen. Dit keer verwijst Hij naar de Slag bij Uhud als voorbeeld. Door deze gebeurtenis worden verschillende lessen geleerd:

  • Allah is Degene die angst in de harten van de ongelovigen slaat, ongeacht de gunstige omstandigheden waarin zij zich bevinden. Hierdoor verzekert Hij het succes van de gemeenschap van gelovigen tegenover hun tegenstanders. Daarom is het nutteloos voor gelovigen om succes te zoeken door de wegen van de ongelovigen in het geloof te volgen.
  • Werelds gewin zoeken ten koste van het verlaten van de leiding van de Profeet leidt enkel tot mislukking. Allah laat zien hoe dit gebeurde bij Uhud, waar hun voorspoed zich onmiddellijk tegen hen keerde toen zij de Profeet ﷺ verlieten voor materiële bezittingen.
  • De beslissing van Allah is onvermijdelijk. Het ontwijken van verantwoordelijkheden om de dood te ontlopen, leidt uiteindelijk tot hetzelfde resultaat. Het enige verschil is of iemand de dood ontmoet in gehoorzaamheid of in ongehoorzaamheid.
  • De dood is niet de grootste mislukking. Ongeloof is dat wel. Werkelijk succes ligt in sterven in een staat van gehoorzaamheid, waardoor men de vergiffenis en genade van Allah verkrijgt. Daarom heeft het nemen van zondige maatregelen om de dood te vermijden geen enkel nut.
  • De gelovigen hebben de grootste zegen ontvangen door hun verbondenheid met profeet Mohammed ﷺ, aan wie goddelijke bijstand is beloofd. Daarom komen alle beproevingen die de gelovigen ervaren voort uit interne tekortkomingen of uit de infiltratie van hypocrisie. Deze tekortkomingen worden zichtbaar in onze reacties op moeilijkheden.

Uiteindelijk zullen degenen die opofferingen brengen en sterven voor Allah de hoogste beloning krijgen. Hoe ontmoedigend de wereldse omstandigheden ook mogen lijken, ons geloof in het Hiernamaals stelt ons in staat om deze beproevingen te overwinnen en uit te kijken naar de beloning van Allah voor onze inspanningen.

AYAT 171-180
Allah weet dat mensen zich vaak afkeren van leiding en de ongelovigen volgen uit angst voor de dood en nederlaag. Daarom richt Allah zich in deze verzen op de realiteit van wat als ‘nederlaag’ wordt beschouwd. In werkelijkheid is wat de ongelovigen als verlies beschouwen in de dood juist een overwinning voor de gelovige. De martelaar is iemand die zijn verantwoordelijkheid tegenover Allah heeft vervuld en het ultieme offer heeft gebracht in gehoorzaamheid aan de Boodschapper, waardoor hij de hoogste beloning verkrijgt. Degenen die deze realiteit begrijpen, kijken ernaar uit om het te ervaren, terwijl degenen zonder geloof zich laten meeslepen door hun interne angst en de fluisteringen van shayṭān.

Allah behandelt ook wat de ongelovigen als ‘succes’ beschouwen, namelijk een comfortabel en luxueus werelds leven. In werkelijkheid geeft Allah hen slechts meer tijd om zich dieper in zonde te storten, wat uiteindelijk alleen maar hun spijt en bestraffing zal verergeren. Daarentegen zijn de beproevingen die de gelovigen ondergaan geen straf, maar een zuiveringsproces om de oprechten te scheiden van de hypocrieten. Op basis van dit inzicht is de rijke gierigaard niet werkelijk in zijn voordeel door vast te houden aan zijn rijkdom, maar ketent hij zichzelf alleen maar meer vast aan zijn onvermijdelijke bestraffing.

AYAT 181-200
In dit deel legt Allah uit waarom het onredelijk is voor gelovigen om te proberen de Lieden van het Boek te behagen. Hij wijst op de brutaliteit van degenen die armoede aan Allah toeschrijven en die eisen om specifieke wonderen te zien, terwijl zij de eerdere profeten die met deze wonderen kwamen, verwierpen en doodden.

Daarom mogen wij niet verbaasd zijn over hun afkeuring en verbale beledigingen. Dit zijn dezelfde mensen die hun eigen religie hebben verraden en hun leiding hebben verkocht voor werelds gewin. Zulke mensen zullen ongetwijfeld de verliezers zijn wanneer de dood hen onvermijdelijk treft.

Daarentegen zijn de ware gelovigen degenen die de duidelijke tekenen van hun Heer overal om zich heen zien. Als gevolg hiervan herinneren zij Hem voortdurend in elke situatie. In plaats van zich tot ongelovigen te wenden voor succes, bidden zij tot Allah om hen te beschermen tegen bestraffing, terwijl zij trouw blijven aan de leiding van de Boodschapper. Dankzij deze oprechte toewijding beantwoordt Allah hun smeekbeden en beloont Hij hen voor al hun inspanningen met iets dat veel groter is dan de tijdelijke geneugten waarmee Hij de ongelovigen in deze wereld vermaakt.

Uiteindelijk zullen alleen degenen onder de Kinderen van Israël en de christenen die de leiding van profeet Mohammed ﷺ volgen, de beloning van Allah ontvangen. Deze leiding is immers in overeenstemming met wat in hun eigen geschriften werd geopenbaard en vormt het enige pad naar succes.