بسم الله الرحمن الرحيم، الحمد لله رب العالمين، والعاقبة للمتقين، والصلاة والسلام على سيد الأنبياء والمرسلين، سيدنا محمد المصطفى وعلى آله وأصحابه أجمعين.
Het vasten van de tong
Allah, de Almachtige, openbaart:
وَلَقَدْ خَلَقْنَا الْإِنسَانَ وَنَعْلَمُ مَا تُوَسْوِسُ بِهِ نَفْسُهُ ۖ وَنَحْنُ أَقْرَبُ إِلَيْهِ مِنْ حَبْلِ الْوَرِيدِ 16
إِذْ يَتَلَقَّى الْمُتَلَقِّيَانِ عَنِ الْيَمِينِ وَعَنِ الشِّمَالِ قَعِيدٌ 17
مَّا يَلْفِظُ مِن قَوْلٍ إِلَّا لَدَيْهِ رَقِيبٌ عَتِيدٌ 18
سورة ق ، آية 16-18
Interpretatie van de betekenis:
“Wij hebben de mens geschapen en weten wat zijn ziel hem influistert [d.w.z. wat hij heeft aan gedachten en intenties]. Wij zijn namelijk [wat betreft almacht en alwetendheid] dichter bij hem dan de halsslagader. Wanneer de beide ontvangers (d.w.z. twee engelen welke Hij afvaardigt, om rekenschap te vragen van het gedrag van een mens), zijn handelingen ontvangen en deze optekenen, terwijl de een zich aan de rechter- en de andere aan de linkerkant bevindt, geen enkele woord dat hij dan uitspreekt of er is een observeerder (raqieb) bij hem die klaar staat om het op te schrijven.”
Soerah Qaaf, Vers 16-18
Continue reading “Ramadaan, Artikel 6”